Auteursrecht in de praktijk

Tag:

wetgeving

Aan de overdracht of toekenning van je auteursrechten aan een derde partij zijn interessante opportuniteiten verbonden voor de auteur. Met name de auteursrechtvergoeding en het fiscale regime waaraan die onderworpen is.


Sinds 2008 worden de inkomsten uit auteursrechten, zoals verkregen uit de cessie of concessie van die rechten, geacht roerende inkomsten te zijn (art. 17, §1, 5° WIB 92).


Die inkomsten genieten een verlaagd belastingtarief.


De belasting op roerende inkomsten, de roerende voorheffing, bedraagt op vandaag nog steeds 15% (art. 171, 2°bis WIB 92).

Je auteursrechten overdragen of toekennen, kan dus een duidelijk belastingsvoordeel opleveren in vergelijking met andere inkomsten zoals uit arbeid. Dat is des te meer het geval aangezien er ook geen sociale bijdragen op verschuldigd zijn en ze ook niet aan een progressieve belastingvoet onderworpen zijn.


Natuurlijk heeft de wetgever hier een aantal grenzen aan gesteld waar je als auteur beter rekening mee kan houden. Zo is er onder meer een bovengrens bepaald en zijn er regels omtrent de verdeelsleutel tussen de inkomsten uit auteursrechten en de inkomsten uit prestaties. Bovendien zijn er een aantal risico’s en obstakels waar je als auteur beter rekening mee houdt. Wie er graag even de wetteksten bij neemt, kan dat hier doen.


Op zoek naar informatie over de hervorming van het auteursrecht? Op deze pagina lees je alles over het begrotingsakkoord. 

0 comment
0 FacebookTwitterPinterestEmail
Wie kan de bescherming van het auteursrecht claimen?

Wie is auteur?

 

Wie is auteur? De maker van een origineel werk is de auteur. Het is diegene die het auteursrecht kan uitoefenen. Daarbij vallen meteen een paar belangrijke kanttekeningen te maken.

 

1. Natuurlijk persoon

Een eerste belangrijk punt is dat naar Belgisch recht, een auteur steeds een natuurlijke persoon is, met name de natuurlijke persoon die de auteursrechtelijke creatie daadwerkelijk tot stand bracht.

Rechtspersonen, zoals verenigingen zonder winstoogmerk of vennootschappen kunnen dus in geen geval oorspronkelijke auteurs zijn van een werk. Via een contract kunnen ze evenwel bepaalde rechten verkrijgen van de auteur-natuurlijke persoon.

 

2. Weerlegbaar vermoeden

Ten tweede creëert artikel XI. 170 lid 2 van het Wetboek van economisch recht een weerlegbaar vermoeden dat diegene wiens naam of initialen op het werk vermeld staat, de auteur is.

Bij gebruik van een pseudoniem of bij anonieme werken wordt de uitgever vermoed de auteur te zijn tot bewijs van het tegendeel. Van zodra de auteur zich kenbaar maakt, wordt het auteursrecht door hem of haar uitgeoefend.

 

3. Hoedanigheid

Ten derde hangt de uitoefening van het auteursrecht samen met de hoedanigheidwaarin de auteur het werk gecreëerd heeft:

  • Op eigen initiatief

Jij hebt als auteur over het werk dat je op eigen initiatief creëert alle rechten — dus zowel de morele als de vermogensrechten.

Via een licentie kan je anderen gebruiksrecht geven, al dan niet voor een vergoeding. Je hebt ook de mogelijkheid om je vermogensrechten volledig over te dragen aan een andere partij, die er dan eigenaar van wordt.

  • Als werknemer

Wanneer je als werknemer een bepaalde creatie maakt, blijft de basisregel gelden dat jij, als natuurlijke persoon die het werk gecreëerd heeft, het auteursrecht behoudt.

Daar kan schriftelijk van afgeweken worden in een arbeidscontract of in een afzonderlijke overeenkomst.

  • In opdracht als freelancer of onderaannemer

Een opdracht uitgevoerd als freelancer of in onderaanneming? Opnieuw geldt dat jij als auteur, bij gebrek aan expliciete overeenkomst, in principe alle rechten behoudt.

In tegenstelling tot andere landen past men in België (en andere Europese landen) niet het principe toe van ‘work made for hire’ . Volgens dat principe wordt de opdrachtgever verondersteld de eigenaar te zijn van het werk en alle intellectuele eigendomsrechten die erop rusten. Dit geldt dus NIET in België.

Als opdrachtgever of werkgever heb je dus niet zomaar het recht om de originele werken te gebruiken die in jouw opdracht zijn gemaakt. De toekenning van de auteursrechten moet altijd schriftelijk gebeuren.

Het is een basisprincipe van het auteursrecht dat het belang van de auteur voorop staat.

 

Goeie afspraken, goeie vrienden

In de praktijk is het dus wenselijk zijn om afspraken hieromtrent vast te leggen. Dat kan in de offerte, de algemene voorwaarden of in een aparte overeenkomst.

Elke afspraak met een auteur over diens rechten moet in een geschreven contract opgenomen worden. Vaak zien partijen goede afspraken omtrent de overdracht van rechten over het hoofd met alle risico’s van dien.

In het geval van meerdere auteurs (zgn. ‘co-auteurschap’) delen de auteurs de auteursrechten op het werk.

0 comment
0 FacebookTwitterPinterestEmail

Het auteursrecht is geenszins onbeperkt of onbegrensd: tegen bepaalde vormen van gebruik kan een auteur zich niet verzetten. In die gevallen geldt een vermoeden dat hij of zij toestemming gegeven heeft.


Auteursrecht uitzonderingen

  • Citaten: dit laat toe dat om fragmenten van het werk te gebruiken voor recensies, onderwijs of kritiek. Een tijdschrift dat een boekrecensie publiceert, mag citeren uit het boek in kwestie of een foto publiceren van het kledingstuk of meubel waarover het verslag uitbrengt. Uiteraard is een adequate bronvermelding wel steeds vereist.
  • Nieuwsverslaggeving: stel dat een werk in beeld komt tijdens een nieuwsitem, dan hoeft in principe niemand de toestemming van de auteur te vragen. Daarnaast moet belangrijke actuele informatie vrij kunnen circuleren, ook als er auteursrechtelijk beschermde werken betrokken zijn.
  • Tijdelijke reproducties: bepaalde technische handelingen die nodig zijn voor doorgifte of het rechtmatig gebruik van een werk zijn toegelaten. Denk bijvoorbeeld aan het opslaan op de harde schijf of in het werkgeheugen van de computer.
  • Parodie:ook tegen deze vorm van gebruik kan een auteur zich in principe niet verzetten onder het auteursrecht.
  • Onderwijs en wetenschappelijk onderzoek:in functie van een educatief of wetenschappelijk doel mogen verschillende handelingen gesteld worden met beschermde werken.
  • Bewaren van het cultureel patrimonium: deze uitzondering moet bibliotheken, musea en archieven toelaten om cultureel erfgoed in ere te houden.
  • Private kopie: iedereen mag muziek beluisteren of een film bekijken in besloten familiale kring zonder daarvoor toestemming te moeten vragen aan de auteur.
  • Promotie: bepaalde handelingen voor reclamedoeleinden (vb. voor een tentoonstelling) vereisen de toestemming van de maker niet.

Voor (bijna) alle uitzonderingen geldt de voorwaarde dat het werk “op geoorloofde wijze openbaar moet zijn gemaakt”. De auteur moet dus eerst beslist hebben dat zijn werk af is en dat klaar is voor verspreiding.


Voor sommige van deze uitzonderingen vergoeden collectieve beheersvennootschappen zoals Reprobel de auteurs.

0 comment
0 FacebookTwitterPinterestEmail

Update: de bedragen zijn bijgewerkt naar het inkomstenjaar 2024, aanslagjaar 2025


Zoals gesteld in onze blogpost over de opportuniteiten van auteursrechten, geldt inzake auteursrechten een fiscaal gunstregime. Maar dat is niet zonder beperkingen.


Bovengrens

Zo heeft de wetgever een bovengrens voorzien, die in aanslagjaar 2025 73.070 EUR bedraagt. Zodra men deze grens overschrijdt, kan op het hogere gedeelte geen toepassing worden gemaakt van het artikel 37 WIB92 en is het mogelijk dat dit hogere gedeelte alsnog belast wordt als een beroepsinkomen.


Desondanks worden alle inkomsten bedoeld in artikel 17, §1, 5° WIB 92 onderworpen aan een roerende voorheffing van 15%, na aftrek van de bijzondere degressieve forfaitaire aftrek. Die bedraagt 50% op de eerste schijf van 19.480 EUR en bedraagt 25% op de tweede schijf tussen 

19.480,01 en 38.970,00 EUR. Op de derde en laatste schijf tussen 38.970,01 EUR en 73.070,00 EUR is er geen kostenaftrek voorzien. De roerende voorheffing is niet langer bevrijdend en moet men opnemen in de aangifte (art. 313, 4° WIB 92). Hierop zijn eveneens gemeentelijke opcentiemen verschuldigd.


Auteursrechten fiscaal: formaliteiten

Roerende voorheffing is een bronheffing. Dat wil zeggen dat de schuldenaar van de vergoeding die moet inhouden, aangegeven en doorstorten – dit geeft veel administratie in hoofde van de schuldenaar (in casu de opdrachtgever of exploitant van het werk).


Auteursrechten fiscaal: welke inkomsten?

Na verschillende (negatieve en positieve) rulings, bracht een Circulaire (Circulaire AAFisc Nr. 36/2014 (nr. Ci.RH.231/631.675) dd. 04.09.2014) meer duidelijkheid over welke inkomsten nu precies in aanmerking komen voor het fiscaal gunstregime.

In de circulaire maakt men gewag van een driestaps-redenering:

  • Is er sprake van een beschermd werk in de zin van de auteurswet?
  • Gaf de auteur vermogensrechten op het werk in concessie of droeg hij ze over?
  • Specificeert de overeenkomst een duidelijke vergoeding voor de cessie of de concessie van de auteursrechten?

Alleen als elk van deze drie vragen een positief antwoord krijgen, vallen de inkomsten onder toepassing van art. 17, §1, 5° WIB 92.


Auteursrechten fiscaal: verdeelsleutel

Nagaan of bepaalde inkomsten voortvloeien uit de cessie of concessie van auteursrechten? Daarbij moet men volgens de fiscus rekening houden met de juridische en feitelijke gegevens eigen aan elk geval. Nattevingerwerk is met andere woorden uit den boze. 


Concreet maken we een onderscheid tussen:

  • de vergoeding voor de prestatie van de auteur, i.e. een vergoeding voor het creëren zelf van het werk, enerzijds
  • anderzijds de vergoeding voor het afstaan van de auteursrechten zodat men het werk kan verspreiden onder het publiek, anderzijds.

In dit opzicht vereist de fiscus dat een opdeling wordt gemaakt tussen de twee soorten vergoedingen. Daarvoor moet er een concrete verdeelsleutel aangegeven worden. Die verdeelsleutel moeten partijen bepalen in hun contract.


Naar ons oordeel zou de verdeelsleutel (deels) moeten afhangen van (i) de omvang van de cessie en de concessie en (ii) de mate van creatieve vrijheid die de auteur had. Maar dat heeft de fiscus niet voorzien in haar circulaire.


Toepassing verdeelsleutel in de praktijk

Om het gedeelte van de inkomsten te bepalen dat specifiek betrekking heeft op de cessie of de concessie moet men het volgende doen:

  • voorziet de overeenkomst in een verdeelsleutel of in een afzonderlijke vergoeding in functie van het bezoldigde deel (de uitoefening van het beroep zelf of de cessie/concessie van auteursrechten of naburige rechten), dan verwijst men naar de verdeelsleutel zoals voorzien in het contract;
  • gesteld dat het contract in het bijzonder in een cessie of een concessie van auteursrechten of naburige rechten voorziet, met vermelding van een globale vergoeding (dus zonder in het gedeelte van de vergoeding te voorzien die de cessie of concessie vergoeden), dan gaat men ervan uit dat de rechten gratis zijn overgedragen of verleend;
  • als het contract enkel in een cessie of een concessie van auteursrechten of naburige rechten voorziet en niet in de prestatie van de kunstenaar, dan gaat men ervan uit dat de volledige vergoeding betrekking heeft op de cessie of de concessie van auteursrechten;
  • als het contract niet voorziet in een cessie of een concessie van auteursrechten of naburige rechten, niettegenstaande het feit dat de bedoelde prestatie als zodanig noodzakelijkerwijs een dergelijke cessie of concessie omvat, dan is er a priori geen toepassing van de bepalingen van art. 17, § 1, 5°, WIB 92.


0 comment
0 FacebookTwitterPinterestEmail

Artikel 17, WIB 92

§ 1. Inkomsten uit roerende goederen en kapitalen zijn alle opbrengsten van roerend vermogen aangewend uit welken hoofde ook, namelijk:1° dividenden ;

2° interest ;

3° inkomsten van verhuring, verpachting, gebruik en concessie van roerende goederen ;

4° inkomsten die begrepen zijn in lijfrenten of tijdelijke renten die geen pensioenen zijn en na 1 januari 1962 onder bezwarende titel zijn aangelegd ten laste van enige rechtspersoon of onderneming. De lijfrenten die zijn aangelegd tegen storting met afstand van een kapitaal dat is gevormd, ofwel, met bijdragen of premies als bedoeld in artikel 34, § 1, 2°, ofwel, in het kader van een aanvullend pensioen voor zelfstandigen als bedoeld in artikel 34, § 1, 2°bis, zijn geen pensioenen ;

5° de inkomsten verkregen uit de cessie of de concessie van auteursrechten en naburige rechten, alsook van de wettelijke en verplichte licenties, bedoeld in de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten of in overeenkomstige bepalingen in het buitenlands recht.

§ 2. Wanneer het bedrag van de inkomsten in vreemde valuta is bepaald, wordt het in EUR omgezet naar de wisselkoers bij de betaling of de toekenning van die inkomsten.

 

art. 37 W.I.B. 92

Onverminderd de toepassing van de voorheffingen, worden inkomsten van onroerende goederen en van roerende goederen en kapitalen als beroepsinkomsten aangemerkt wanneer die goederen en kapitalen worden gebruikt voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid van de verkrijger van de inkomsten.

In afwijking daarvan behouden de inkomsten bedoeld in artikel 17, § 1, 5°, hun hoedanigheid van roerende inkomsten, behalve indien en in zover zij hoger liggen dan 51.920 EUR (basisbedrag 37.500 EUR).

De netto-inkomsten van die roerende goederen en kapitalen omvatten de werkelijke of fictieve roerende voorheffing, alsmede het forfaitair gedeelte van buitenlandse belasting en, in voorkomend geval, de woonstaatheffing.

 

art. 171, 2°bis WIB 92

In afwijking van de artikelen 130 tot 168, zijn afzonderlijk belastbaar, behalve wanneer de aldus berekende belasting, vermeerderd met de belasting betreffende de andere inkomsten, meer bedraagt dan die welke zou voortvloeien uit de toepassing van de evenvermelde artikelen op het geheel van de belastbare inkomsten:

(…)

2°bis tegen een aanslagvoet van 15 pct:

a) de inkomsten van roerende goederen en kapitalen die geen dividenden zijn en de in artikel 90, 5° tot 7° , vermelde diverse inkomsten ;

b) de in artikel 269, tweede lid, 2°, derde lid en twaalfde lid , vermelde dividenden ;

 

art. 313, 4° WIB 92

De aan de personenbelasting onderworpen belastingplichtigen zijn er niet toe gehouden in hun jaarlijkse aangifte in de voormelde belasting de inkomsten van roerende goederen en kapitalen, noch de in artikel 90, 6° en 11°, vermelde inkomsten te vermelden waarvoor daadwerkelijk roerende voorheffing werd ingehouden of waarvoor een fictieve roerende voorheffing verrekenbaar is krachtens wettelijke of reglementaire bepalingen, noch die welke krachtens wettelijke of reglementaire bepalingen van de roerende voorheffing zijn vrijgesteld, behalve indien het gaat om:

1° inkomsten uit hypothecaire schuldvorderingen op in België gelegen onroerende goederen of op ten kantore der hypotheekbewaring te Antwerpen ingeschreven schepen en boten, met uitsluiting van inkomsten uit hypothecaire obligaties;

2° in artikel 17, § 1, 3°, vermelde inkomsten van verhuring, verpachting, gebruik en concessie van roerende goederen;

3° in artikel 17, § 1, 4°, vermelde inkomsten die begrepen zijn in lijfrenten of tijdelijke renten;

4° in artikel 17, § 1, 5°, vermelde inkomsten verkregen uit de cessie of concessie van auteursrechten en naburige rechten, alsook van wettelijke en verplichte licenties;

5° in artikel 19, § 1, eerste lid, 2°, vermelde termijnen voortkomend van overeenkomsten waarbij een recht van gebruik van gebouwde onroerende goederen wordt verleend;

6° in artikel 21, 5°, 6° en 10°, vermelde inkomsten in zoverre zij meer bedragen dan respectievelijk de in het 5°, 6° en 10°, van dat artikel bepaalde grenzen en voor zover de roerende voorheffing niet geheven is op dit meerdere.

De roerende voorheffing op de aldus niet aangegeven inkomsten wordt noch met de personenbelasting verrekend, noch terugbetaald.

De ingehouden roerende voorheffing wordt niet met de personenbelasting verrekend, noch terugbetaald, wanneer de belastingplichtige beroepsinkomsten verwerft die bij overeenkomst zijn vrijgesteld en die niet in aanmerking komen voor de berekening van de belasting op zijn andere inkomsten.

 

artikel XI. 167 van het Wetboek van economisch recht

§ 1. De vermogensrechten zijn roerende rechten die overgaan bij erfopvolging en vatbaar zijn voor gehele of gedeeltelijke overdracht, volgens de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek. Zij kunnen onder meer worden vervreemd of in een gewone of exclusieve licentie worden ondergebracht.
Ten aanzien van de auteur worden alle contracten schriftelijk bewezen.
De contractuele bedingen met betrekking tot het auteursrecht en de exploitatiewijzen ervan moeten restrictief worden geïnterpreteerd. De overdracht van het voorwerp dat een werk omvat, leidt niet tot het recht om het werk te exploiteren; met het oog op de uitoefening van zijn vermogensrechten moet de auteur op een redelijke manier toegang tot zijn werk behouden.
Voor elke exploitatiewijze moeten de vergoeding voor de auteur, de reikwijdte en de duur van de overdracht uitdrukkelijk worden bepaald.
De verkrijger van het recht moet het werk overeenkomstig de eerlijke beroepsgebruiken exploiteren.
De overdracht van de rechten betreffende nog onbekende exploitatienormen is nietig, niettegenstaande enige daarmee strijdige bepaling.


§ 2. De overdracht van de vermogensrechten betreffende toekomstige werken geldt slechts voor een beperkte tijd en voor zover het genre van de werken waarop de overdracht betrekking heeft, bepaald is.


§ 3. Wanneer een auteur werken tot stand brengt ter uitvoering van een arbeidsovereenkomst of een statuut, kunnen de vermogensrechten worden overgedragen aan de werkgever voor zover uitdrukkelijk in die overdracht van rechten is voorzien en voor zover de creatie van het werk binnen het toepassingsgebied van de overeenkomst of het statuut valt.
Wanneer een auteur werken tot stand brengt ter uitvoering van een bestelling, kunnen de vermogensrechten worden overgedragen aan degene die de bestelling heeft geplaatst voor zover deze laatste een activiteit uitoefent in de niet-culturele sector of in de reclamewereld, voor zover het werk bestemd is voor die activiteit en uitdrukkelijk in die overdracht van rechten is voorzien.
In die gevallen zijn paragraaf 1, vierde tot zesde lid, en § 2 niet van toepassing.
Het beding waarbij aan de verkrijger van een auteursrecht het recht wordt toegekend om het werk te exploiteren in een vorm die onbekend is op de datum van de arbeidsovereenkomst of van de aanwerving onder statuut, moet uitdrukkelijk zijn en bepalen dat daaraan een aandeel gekoppeld is in de door die exploitatie gemaakte winst.
De strekking van die overdracht en de wijze waarop ze plaatsvindt, kunnen bij collectieve overeenkomst worden bepaald.]1

Ten aanzien van de auteur worden alle contracten schriftelijk bewezen.
De contractuele bedingen met betrekking tot het auteursrecht en de exploitatiewijzen ervan moeten restrictief worden geïnterpreteerd. De overdracht van het voorwerp dat een werk omvat, leidt niet tot het recht om het werk te exploiteren; met het oog op de uitoefening van zijn vermogensrechten moet de auteur op een redelijke manier toegang tot zijn werk behouden.
Voor elke exploitatiewijze moeten de vergoeding voor de auteur, de reikwijdte en de duur van de overdracht uitdrukkelijk worden bepaald.
De verkrijger van het recht moet het werk overeenkomstig de eerlijke beroepsgebruiken exploiteren.
De overdracht van de rechten betreffende nog onbekende exploitatienormen is nietig, niettegenstaande enige daarmee strijdige bepaling.
§ 2. De overdracht van de vermogensrechten betreffende toekomstige werken geldt slechts voor een beperkte tijd en voor zover het genre van de werken waarop de overdracht betrekking heeft, bepaald is.
§ 3. Wanneer een auteur werken tot stand brengt ter uitvoering van een arbeidsovereenkomst of een statuut, kunnen de vermogensrechten worden overgedragen aan de werkgever voor zover uitdrukkelijk in die overdracht van rechten is voorzien en voor zover de creatie van het werk binnen het toepassingsgebied van de overeenkomst of het statuut valt.
Wanneer een auteur werken tot stand brengt ter uitvoering van een bestelling, kunnen de vermogensrechten worden overgedragen aan degene die de bestelling heeft geplaatst voor zover deze laatste een activiteit uitoefent in de niet-culturele sector of in de reclamewereld, voor zover het werk bestemd is voor die activiteit en uitdrukkelijk in die overdracht van rechten is voorzien.
In die gevallen zijn paragraaf 1, vierde tot zesde lid, en § 2 niet van toepassing.
Het beding waarbij aan de verkrijger van een auteursrecht het recht wordt toegekend om het werk te exploiteren in een vorm die onbekend is op de datum van de arbeidsovereenkomst of van de aanwerving onder statuut, moet uitdrukkelijk zijn en bepalen dat daaraan een aandeel gekoppeld is in de door die exploitatie gemaakte winst.
De strekking van die overdracht en de wijze waarop ze plaatsvindt, kunnen bij collectieve overeenkomst worden bepaald.]1

 

artikel XI. 170 lid 2 van het Wetboek van economisch recht

De oorspronkelijke auteursrechthebbende is de natuurlijke persoon die het werk heeft gecreëerd.
Tenzij het tegendeel is bewezen, wordt een ieder als auteur aangemerkt wiens naam of letterwoord waarmee hij te identificeren is als dusdanig op het werk, op een reproductie van het werk, of bij een mededeling aan het publiek ervan wordt vermeld.
De uitgever van een anoniem werk of van een werk onder pseudoniem wordt ten aanzien van derden geacht de auteur daarvan te zijn.

0 comment
0 FacebookTwitterPinterestEmail
Auteursrecht in de praktijk
Deze blog is een initiatief van Creative Shelter. Omdat wij niets liever dan je correct in te lichten en door het administratieve moeras van vergoeding uit auteursrecht te loodsen. Let wel, wij zijn geen accountantskantoor. Creative Shelter is geen accountantskantoor. Deze blog is dus louter informatief en kan niet gelden als een sluitend of sturend boekhoudkundig advies.